De wordingsgeschiedenis van de ZKM
Interview met Hubert Hermans`
17 september bezochten we Hubert Hermans, grondlegger van de Zelfkonfrontatiemethode in zijn huis in Milsbeek. We spraken vooral over de Waarderingstheorie en de ZKM.
Els Holland & Els de Boom-Voorhorst
Waarderingstheorie en ZKM
Vanuit de ZKMvereniging willen we vooral weten hoe je als als grondlegger terugkijkt op de wordingsgeschiedenis van de ZKM, vanuit en samen met de waarderingstheorie.
De ZKM is eigenlijk ontstaan als een protest tegen mezelf. Vanaf 1962 werkte ik bij de universiteit en ik ben er nooit weggegaan. Ik ben opgeleid in het traditionele kader van de persoonlijkheidstheorieën en met de constructie van persoonlijkheidstests.
Bij de staatsmijnen, waar ik als student stage liep, was grote belangstelling voor een persoonlijkheidstest voor het meten van motivatie. Door de sluiting van de staatsmijnen moesten ondergrondse arbeiders omgeschoold worden tot chemisch vakman en psychologen kregen de vraag welke factoren bepalend waren voor het succes van die omscholing. Het bleek dat motivatie belangrijker was dan intelligentie. Dat zette mij op het spoor van de motivatie en daarover ben ik literatuur gaan lezen o.a. van David McClelland, toen de goeroe van de Achievement Motivation. De daarbij gehanteerde methode was een projectieve techniek, waarbij verhaaltjes bij plaatjes werden verteld. Dat was omslachtig en statistisch weinig betrouwbaar.
In die tijd promoveerde G. de Wilde op de Amsterdamse Biografische Vragenlijst (ABV), een vragenlijst bedoeld om neuroticisme te meten. En dat vond ik een heel eenvoudige en elegante methode, die ook psychometrisch goed werkte. Waarom zou dat ook niet voor prestatie-motivatie gelden? Dat leidde tot mijn plan om hier in Nederland een Prestatie Motivatie-test te maken. In 1967 promoveerde ik op het proefschrift ‘Motivatie en Prestatie en in 1968 verscheen de eerste versie van de PMT (Prestatie Motivatie Test) in 1971 gevolgd door de PMT-k voor kinderen. De PMT is nog steeds in gebruik; die haalt over een paar jaar de halve eeuw!
De ZKM is eigenlijk onstaan als een protest tegen mezelf
In 1968 werd ik uitgenodigd door Lewis Goldberg van Het Oregon Research Institute (een van de grondleggers van de Big Five), die via een uitwisselings-programma professor in Nijmegen was. Met een ZWO-beurs mocht ik drie maanden door Amerika reizen, waar ik mijn hart heb opgehaald aan gesprekken met beroemdheden in de psychologie die ik voorheen alleen van papier kende. Het was een roerige periode, met de moord op Robert Kennedy, presidentsverkiezingen en anti-Vietnambetogingen die ik ook heb meegemaakt.
Ik werd geïnfecteerd door de geest, de spirit van die tijd: we moesten ons protest laten horen ten opzichte van de technologische machine die de Vietnamoorlog ondersteunde. Het was een confrontatie tussen de wetenschap van de ivoren toren aan de ene kant en maatschappelijke betrokkenheid aan de andere kant: er moest meer gebeuren om de
samenleving menswaardig te maken. En reizend in een Greyhound-bus merkte ik ook een soort boosheid die in mij opkwam tegen mijn eigen
onderwerp, de prestatie-motivatie. Ik realiseerde me dat het niet alleen om theoretische waarden (studie) en economische waarden (werk) gaat, maar ook om sociale, esthetische, politieke en ethische waarden. Het waardendomein is veel breder dan alleen economische waarden: dat was de geboorte van de ZKM.
Geïnspireerd door de Humanistic Psychology die in die tijd opkwam, onder leiding van Carl Rogers en Abraham Maslov, heb ik me de vraag gesteld: wat is nu echt belangrijk voor de individuele mens zelf; wat is betekenisvol voor de persoon in zijn eigen leven? Er rees in mij ook een verzet tegen het meetaspect, wat voortdurend leidde tot gestandaardiseerde tests, waarin mensen met elkaar worden vergeleken: boven of beneden een gemiddelde…
Ik kwam in verzet tegen de ‘replicatiepersoonlijkheid’: de ene persoon wordt gezien als een replicatie van een andere en is niet meer dan een variant op het gemiddelde in een normentabel.
Het eerste boek over de ZKM, verschenen in 1974 (Waardegebieden en hun ontwikkeling; theorie en methode van zelf-confrontatie), is dan ook een protest tegen die onpersoonlijke psychologie, tegen de replicatiepersoon-lijkheid. Want een ‘goede’ test is een volstrekt onpersoonlijk instrument: de
relatie tussen de persoon die de test afneemt en de persoon die de test maakt mag geen enkele rol spelen in de uitslag ervan.
Dat is totaal anders bij de ZKM: want dat is een relationele methode. Jij als persoon bent deel van de methode en die methode is deel van jou. En dat is volledig in strijd met het onpersoonlijke karakter van de gestandaardiseerde test.
De ontwikkeling van de Waarderingstheorie en van de methode (de ZKM) ging gelijk op
Als wetenschapper wilde ik iets nieuws toevoegen. Ik was een methodoloog en wilde een nieuwe methode maken, een anti-methode. Daarbij nam ik het kwantitatieve aspect van de PMT mee in de ZKM en combineerde dit met kwalitatieve aspecten.
De ZKM is dus een kwalitatieve methode, die een kwantitatief element heeft (de gevoelsmatrix), maar waarvan de basis (de waardegebieden) kwalitatief en narratief van aard is.
Het werd een psychologie van de persoonlijke waardering:
Wat zijn belangrijke betekenissen voor een persoon die reflecteert over zijn eigen leven. Dat noemde ik een waardering; je waardeert iets. Dat is actief, het is een proces, waarin je vorm geeft aan je eigen ervaring. Het concept waarde is algemeen geldig, terwijl een waardering meer persoonlijk is. Je kunt ook spreken over waardegebied dat de afbakening van andere waardegebieden benadrukt.
Els Hermans: “de PMT was niet het antwoord op alle vragen? Een vraag was: Hoe kun je een groep kinderen, intelligent en onderpresteerders, motivatie bijbrengen? In een groep basisschoolleerlingen vertelde Bert verhalen, onder anderen over judokampioen Anton Geesink. Ik hield me met de groep bezig. Maar het verder brengen lukte niet. Er was geen duidelijk resultaat. Bert wilde met name onderzoeken hoe mensen in verandering kwamen. Een waarde-gebied eruit pikken. Ik stond meteen achter het idee van de waardegebieden,
dat dus naar aanleiding van de PMT ontstond.” *
De ZKM ziet het zelf als een geordende zelfreflectief waarderingsproces waarin affectieve componenten aanwezig zijn
Als je iets belangrijk vindt, dan heb je daar gevoelens bij. De persoon wordt gezien als een ‘gepassioneerde verhalenverteller’:
“Een belangrijk kenmerk van een waardering is de affectieve component. De gevoelens die eigen zijn aan een bepaalde waardering bepalen voor een groot deel haar evaluerende karakter. Als we een waardering willen leren kennen, is het goed om de gevoelsmatige betekenis ervan te onderzoeken. De gevoelens die bij een waardering horen zijn niet het product of resultaat van die waardering, maar in de waardering zelf aanwezig.” **
De eerste indeling was die in positieve en negatieve gevoelens
Om die te onderzoeken vroeg ik iedereen die ik tegenkwam–vrienden, familieleden en collega’s–voor een zelfonderzoek met een aantal vragen over verleden, heden en toekomst. De zinnen die geformuleerd werden koppelden we aan gevoelens, 12 positieve (P) en 12 negatieve (N), dus 24 gevoelens in totaal, om correlaties te kunnen berekenen die statistisch betrouwbaar waren.
Mannelijk en vrouwelijk
Er was een belangrijke wending toen we ons realiseerden (Els Hermans en ik) dat er twee categorieën zijn die ten grondslag liggen aan veel van onze waarderingen. Die noemden we aanvankelijk mannelijkheid en vrouwelijkheid. Aan studenten hebben we de vraag voorgelegd: “Wat zie je bij jezelf als vrouwelijk en wat zie je bij jezelf als mannelijk?”
Els Hermans: “Aan de lijst van 24 gevoelens (positief en negatief) werd nog een aantal gevoelens toegevoegd. Krachtigheid, zelfverzekerdheid en trots. Eigenwaarde hoorde erbij maar dat stond al in de lijst. Voor de vrouwelijke kant: kwamen tederheid, intimiteit en zorgzaamheid erbij. Hierbij hoorde liefde uit de 24-lijst, zodat er vier soorten gevoelens onderscheiden werden, die speciaal hiermee te maken hadden.” *
Maar toen we verder keken bij onze cliënten ontdekten we dat de begrippen niet goed gekozen waren en dat we ze zelfbevestiging (Z-motief) en verbondenheid (A-motief) moesten noemen.
Ontlokkers
Om de persoon te ondersteunen bij het vertellen van zijn verhaal zijn ontlokkers geformuleerd. Dat zijn vragen naar gebeurtenissen en ervaringen in het leven van de persoon, die zowel in verleden als heden plaats kunnen vinden. Ook de toekomst is in de ontlokkers opgenomen. De vraagstelling bij het gebruik van ontlokkende vragen is van cruciaal belang om een zo breed mogelijk beeld van de persoonlijke ervaring te krijgen. Ook het lijden van een persoon mag een plaats krijgen in het levensverhaal.
De positieve en de negatieve pool
Hubert: Je kunt geluk niet ervaren of waarderen als je niet weet, of toelaat, dat er ook een ongelukkige kant bestaat. P en N hebben allebei een fundamenteel bestaansrecht.
Bij het vertellen van het levensverhaal, vertelt de persoon over zaken die hem gevoelsmatig raken. Een veel voorkomende reactie is dan dat mensen in objectiverende zin óver zichzelf gaan praten, puur verstandelijk, op het moment dat het spannend wordt. ‘Ik’ verandert dan als vanzelf in “je”. Het helpt dan om te vragen: “Waar voel je dat in je lichaam?”
Het eigen levensverhaal van Hubert kent 4 momenten waarop hij ternauwernood is ontsnapt aan de dood (o.a. een val door een glazen dak en een messteek). In hoeverre heeft dat invloed gehad op zijn ontwikkeling en de ontwikkeling van de ZKM?
Het waren niet zozeer die ervaringen die een grote impact op mijn leven hebben gehad, zo vertelt hij, maar wel een heel andere ervaring. Toen ik jong was, een jaar of 10, stortte mijn gevoel van eigenwaarde volledig in. Je moet begrijpen dat ik uit een heel warm gezin kwam, en op die leeftijd kwam ik op school terecht in een omgeving waar ik alleen maar omlaag werd gehaald. Ik werd gepest, uitgemaakt voor ‘dromer’ (en erger) en had het gevoel dat ik helemaal niets meer kon. Resultaat: ik doubleerde de derde klas van de toenmalige lagere school. Op een dag speelden we een voetbalwedstrijd en één van de docenten – één van de meest gevreesde van de school – deed mee. Na afloop kreeg ik van hem geheel onverwacht een schouderklopje, met de woorden: “Hermans, je hebt goed gevoetbald!”. Die woorden hadden een enorme impact. Ik kon iets, want een autoriteit zei het.
Een persoonlijk gevolg van deze gebeurtenis was het leren omgaan met negativiteit. Hubert noemt dat zijn frustratietolerantie. Hij heeft dat leren zien als een leerproces, wat van groot belang was voor de ontwikkeling van de ZKM. Aanvankelijk werd zijn werk door collega’s gezien als hobbyisme. Dat interesseerde hem niet en hij ging er stug mee door. Pas toen hij in 1994 erkenning kreeg (twee keer zelfs het predicaat Excellent) van een internationaal comité van wetenschappers voor zijn Waarderingstheorie en ZKM, werd zijn onderzoek ook in Nederland voor vol aangezien..
Deze ervaring brengt ons ook bij de Dialogical Self Theory, waar een belangrijke rol is weg gelegd voor de positie van de belangrijke ander, de promotorpositie, die minder nadrukkelijk aanwezig is in de ZKM.
Aan deze theorie en aan de DSA (Dialogical Self Academy) zal aandacht worden besteed in een volgend nummer van het ZKM Magazine, waarin naast de ZKM ook andere werkwijzen een plaats krijgen.
Citaten:
* Els Hermans-Jansen: “ik wilde ermee in de praktijk’. In interview met Els Voorhorst. Narrator 48, december 2007. Pag. 6-7
* * Hubert J.M. Hermans en Tjeu van Knippenberg: De dialogische aard van het menselijk waarderingsleven. Artikel gepubliceerd in Praktische Theologie: Nederlands Tijdschrift voor Pastorale Wetenschappen, 2004, nummer 1, pag. 3-24.